Copyright © 2017 vliegvissers-gezelschap Tight-Lines | Alle rechten voorbehouden
De corduroy pet
Toen ik die morgen naar buiten keek via het keukenraam van mijn appartement zag ik een grauwe lucht , vol met
regenwolken. Aan de overkant van de straat ligt een singel en het eerste wat ik s’morgens doe is kijken hoe het water zich
beweegt ten opzichte van de wind.De eenden moesten wel heel dikke kuiten krijgen vandaag want er stond een behoorlijke
kabbel op het water, de koeten die normaal al druk bezig zijn met het hof maken zochten een beschut plekje onder wat takken
van een overhangende struik, de reiger die er altijd zijnmaaltje vangt was in geen velde of wegen te zien. Het voorspelde niet
veel goeds, en ik besloot om maar lekker in de behaaglijke warmte van mijn huis te blijven, om wat vliegen te binden voor het
voorjaar. De inwendige mens werd gevoed met een heerlijke boterham , en een kop koffie. Vanuit mijn kamer kon ik het weer
in de gaten houden omdat het vliegvissersbloed nou eenmaal besmet is met dat virus. Terwijl ik vlieg nummer zes afgelakt
had keek ik wederom naar buiten en zag dat de wind iets minder was geworden.Onmiddellijk begonnen alle radertjes te
werken en besloot ik om het toch maar te proberen .Want niet gevist is niets gevangen.Snel had ik alles wat ik nodig had bij
elkaar ( organisatie is een groot goed ) eigenlijk ligt het altijd klaar.
Toen ik buiten bij mijn wagen kwam kreeg ik de indruk dat ik me vergist had in de windkracht, even twijfelde ik om terug te
gaan, maar het virus was sterker dan mijn wil. En ik stuurde mijn auto richting van de rijksweg, een file was mijn deel en ik
vervloekte de infrastructuur in en rond Rotterdam, na een klein half uurtje zat ik dan toch op de weg die ik voor ogen had
namelijk de richting van mijn geliefde visplaats, ver verscholen in de weilanden. Ik viste er eigenlijk altijd maar alleen, en
kwam zelden of nooit iemand tegen. Alleen de rattenvanger sprak ik er wel eens.
Nadat ik mijn auto had geparkeerd en mijn hengel had opgetuigt klom ik over het hek en liep het weiland in, in de verte
hoorde ik het rommelen , ik begon automatisch sneller te lopen toen ik het in de verte ook nog zag bliksemen, was dit nou wel
een goed idee dacht ik bij mezelf. De wind was gelukkig toch wat in kracht afgenomen, dus het werpen van een vlieg moest
geen problemen opleveren, ver hoefde ik er niet te gooien want de wetering was op zijn breeds een meter of 20 dus dat
moest te doen zijn. Na ongeveer zeshonderd meter moest ik over een oude houten brug die er verrot en afgetakeld uitzag.
Onder het houten bruggetje bevond zich alleen nog maar een geul opgevuld met wat drassige stukken met hier en daar wat
riet aan de zijkanten,de brug was waarschijnlijk aangelegd door de boer die er allang niet meer woonde een levensboom was
het enige teken dat er in een grijs verleden een boerderij had gestaan. Het pad er naar toe waar ik overheen liep bestond
eigenlijk niet meer en was opgegaan in het weiland, hier en daar zag je nog wel een kei of klinker liggen maar het pad was
niet meer aanwezig. Over de brug linksaf nog een kleine honderd meter, en daar lag mijn geheime visplek, het bevreemde me
iedere keer weer opnieuw dat ik er alleen was, uiteindelijk kon iedereen mij zien vertrekken vanuit de parkeerplaats, maar
treurde er niet om.
Ik keek eens om me heen of er insecten aanwezig waren, maar dat was niet het geval, dus knoopte ik mijn
vertrouwde silver legs aan de leader. Een paar valse worpen en mijn lijn was op lengte, bijna tegen de overkant strekte de lijn
zich en zachtjes belande de nimf in het water, onmiddellijk zag ik de tippet met kleine schokjes in het water zakken ,en
reageerde ik met een snelle beweging van de lijnhand het eerste visje een klein rietvoorntje liet zich bewonderen. Doordat ik
weerhaakloos vis is het geen probleem om de haak te verwijderen.En de volgende worp gaat richting van de overkant, de lijn
strekt zich en het ritueel begint van voren af aan, kleine schokjes de lijnhand snel naar achteren gebracht, en de vis ligt in mijn
hand en word onthaakt dit is toch wel heel erg leuk en heb er geen spijt van dat ik ben gegaan.
Ik breng opnieuw mijn lijn op lengte en de vlieg valt door de wind een klein beetje meer naar links,vlakbij een veld lelies die er
hun mooiste tijd op hebben zitten. Heel voorzichtig en langzaam achtjes draaiend in mijn hand, haal ik de vliegenlijn binnen
op dat moment zie ik in mijn ooghoek aan de rechterkant een kleine kring aan de oppervlakte, dat zijn de momenten waar
iedere vliegvisser van droomt of het nu in het buitenland is aan een snel stromende rivier of in de polder zoals hier, altijd word
er gezocht naar stijgende vis. Met een versnelde beweging probeer ik voorzichtig de vliegenlijn uit het water te trekken, met
een achterwaartseworp breng ik in een keer de lijn op lengte, en een halve meter voor de kring valt mijn silver legs in het
water en waar ik op hoopte gebeurde een snelle ruk aan de leader verraad dat er een vis mijn nimf heeft gepakt, op het zelfde
moment breng ik mijn lijnhand naar beneden en mijn hengel staat krom .
De vis geeft behoorlijk strijd en probeert naar het veld met plompenbladeren te vluchten,
ik strek mijn arm uit naar rechts en weet de vis te keren, na nog een paar kleine pogingen
van de vis om te ontsnappen, lukt het me om de vis te landen het blijkt een schitterende rietvoorn van +/- dertig cm te zijn,
vol trots kijk ik naar de vis. Nadat ik een foto heb gemaakt voor het nageslacht zet ik de vis voorzichtig terug in het water.
In de verte is de lucht nu wel heel donker geworden en de eerste regendruppels beginnen het water oppervlak te bewerken
duizenden kleine speldenprikken kletteren op het water. De wind geeft plots blijk om er maar een schepje bovenop te gooien
en ik besluit om te vertrekken. Terwijl ik mijn vliegenlijn opspoel kijk ik over het weiland naar de voortrazende wolken. Zie ik
het nou goed of verbeeld ik het me maar, in de verte zie ik een schuurtje staan dat me voorheen niet was opgevallen, ik zou
daar natuurlijk naar toe kunnen lopen en de bui af wachten, als ik naar de auto terug loop zou ik ook zeiknat zijn, dacht ik bij
mezelf .En dus besluit ik om maar naar het schuurtje te gaan dat zich op ongeveer een honderdvijftig meter afstand van mij
bevind.
Het begon steeds harder te regenen en te waaien dus versnelde ik mijn pas, toen ik aan kwam bij het schuurtje dat niets
anders was dan een van grijze betonblokken opgetrokken behuizing voor de schapen die hier vroeger beslist zullen hebben
rond gelopen, was ik al behoorlijk nat geregend. Ik legde mijn hengel tegen de zijkant van het schuurtje aan, en liep naar de
voorkant en opende het half vergane gedeelte van het hek, wat dienst deed als deur .Bij het gat aan de achterkant van de
wand keek ik in de richting van mijn visstek, een oude houten aardappelkist stond in het midden, voor de rest was er niets te
zien wat wees op menselijke activiteiten. Uit mijn vistas die ik altijd om mijn nek heb hangen haalde ik een klein thermosflesje
met warme thee. Daar was ik echt aan toe en dronk mijn beker al zittend, op de aardappelkist leeg. Plots hoorde ik een stem
achter me zeggen, dat was een mooie ruiser diej e daarnet ving. Ik schrok me rot en verslikte me in de laatste slok thee. Ik
keek achterom naar de ingang van de schuur, en zag een oude man met een verweerd gelaat staan.In zijn ene hand had hij
een klomp die hij op zijn kop hield om het water er uit te laten lopen .De andere klomp zat om zijn voet, op de bovenkant van
de klomp zaten strippen ijzer die er bijna van af geroest waren. De man was tot op zijn hemd nat zijn corduroy pet stond half
op zijn hoofd, en het water droop aan alle kanten van hem af. Ik stond op en begroete de vreemdeling, en vroeg hem waar hij
zo plots vandaan kwam, want ik had hem niet zien aankomen. Op de een of andere manier voelde ik me niet op mijn gemak,
toen hij me geen antwoord gaf, en alleen maar lachend zijn bruine tanden liet zien, hij kauwde zowaar nog pruim tabak ook,
en spuugde een flinke fluim de ruimte in .Dat zou ik maar niet door je deegje doen visserman, ik keek de man aan en hij
lachte opnieuw zijn bruine tabakstanden bloot. Ik gebruik geen deeg, ik ben een vliegvisser, vertelde ik hem, wij gebruiken
kunstvliegen om vis te vangen.
Ik viste hier vroeger ook veel en wist mijn maaltje altijd wel mee naar huis te nemen, moeder
de vrouw kon de vis altijd heerlijk bakken, en zette de brasem op het zuur dat was uit Amsterdam komen overwaaien.
Vis je dan nu niet meer vroeg ik hem, en hij gaf me weer geen antwoord, hij lachte alleen zijn bruine tanden bloot. Als je nog
een honderd meter door loopt, naar links waar je daarnet viste zal je waarschijnlijk veel meer vangen en de ruisers zijn er
werkelijk kolossaal, maar of je ze kunt vangen met zo’n zwiepstok weet ik niet, geef mij maar een ouderwetse bamboehengel
met een stevig stuk draad eraan en een behoorlijke haak, want er moet een flinke bal deeg op kunnen.Wacht ik zal een
tekeningetje maken voor je waar de beste stekken zijn in dat water, want het is er een stuk groter als waar je eerst viste, er ligt
ook altijd een mooie snoek in het begin, maar dat zal ik er ook wel bij zetten, en hij lachte zijn bruine tanden bloot. Ik draaide
me om en keek naar buiten via het gat in de achterwand,het weer was inmiddels opgeklaard, en het zag er naar uit dat ik nog
een paar uurtjes kon vissen. Ik draaide me om en wilde de man het goede nieuws vertellen, maar zag niemand meer, ik liep
naar buiten en vond mijn hengel rechtop staand tegen de schuur, met een paar meter vliegenlijn uit het topoog getrokken,wat
zullen we nu krijgen dacht ik bij mezelf, in geen velde of wegen was de vreemdeling te zien, waar ik ook keek hij was net zo
onverwachts vertrokken als hij gekomen was, ik wist zeker dat ik dit niet gedroomd had, in de thee had ook niets gezeten, en
toch wist ik zeker dat ik net iemand had gezien die ook kwam schuilen. Ik liep het schuurtje weer in en stopte mijn thermosfles
terug in mijn vistas. Ik zal het me wel verbeeld hebben dacht ik bij me zelf.Ik wilde de schuur verlaten toen ik een bruine vlek
op de vloer zag liggen, het was de fluim van die vreemdeling, zie je wel ik wist het zeker.
Ik keek nog een keer om me heen en wilde vertrekken, ik schopte tegen een stuk bruin verfrommeld papier,
en moest denken aan de man die een tekening zou maken van zijn visplek. Ik pakte het papiertje op, en vouwde het open,
in een ouderwets schoolhandschrift was met een beverige hand een soort kaartje gemaakt.
Dit moest het kaartje zijn wat de vreemdeling mij belooft had, het zag er wel heel oud uit en het was moeilijk te lezen,
hier en daar stonden kruisjes getekend met vissen namen erbij.
Ik stopte het in mijn vistas en vertrok, om me heen kijkend of ik de vreemdeling niet ergens zag lopen.
Toen ik op de plek terug kwam waar ik altijd viste keek ik in de richting die de man mij had verteld, en liep een tiental
meters naar links ik kon me niet voorstellendat hier nog meer water moest zijn, maar de man had niet voor niets het
kaartje voor me getekend. Er moest hier nog meer water zijn, dus liep ik gewoon door, de droge geul die in het begin
onder het bruggetje begon liep hier nog steeds door, tien meter verder zag ik de geul naar rechts afbuigen, en een
aarde wal was dwars in de geul geplaatst, en inderdaad achter deze wal bevond zich het meest geweldige water in
de polder wat ik ooit had gezien.Het was er inderdaad groter dan ik had verwacht, vreemd dat het me nooit eerder
was opgevallen, en in gedachte bedankte ik de man die zo plots was gekomen en weer was verdwenen.
Ik bracht mijn lijn op lengte, en er volgde zoals gewoonlijk een paar valse worpen. De nimf viel in het water en ik begon mijn
lijn binnen te strippen, plotseling begon mijn lijn strak te lopen en automatisch bracht ik mijn lijnhand naar beneden, vast
gelopen aan de bodem bracht ik de lijn onder spanning en hij kwam zowaar mee, ik had wel iets gehaakt, het leek wel een
stuk stof toen ik het dichterbij had gehaald, ik bukte me en haalde het vieze ding uithet water, nu ik het goed kon bekijken zag
ik dat het een pet was. De vreemdeling in het schuurtje flitste door mijn hoofd, dit was zijn pet ik wist het zeker, ik schrok hevig
en keek inhet rond of ik de man ergens zag, maar niets wees op zijn aanwezigheid. Ik voelde me er niet prettig bij, en besloot
om maar huiswaarts te keren toen ik bijna bij het hek was stopte er een auto en de rattenvanger waar ik wel eens mee stond
te praten stapte uit, nog iets gevangen vroeg hij me, en ik liet hem de pet zien die ik meegenomen had, omdat ik de politie
wilde inlichten over het voorval .Ik vertelde de rattenvanger wat ik had meegemaakt en hij keek me verschrikt aan, en vroeg
me hoe de man er uit had gezien, nadat ik hem het een en ander had verteld zij hij tegen mij dat de beschrijving heel erg leek
op de boer die hier jaren geleden had gewoond en op een mysterieuze wijze was verdronken, waar heb je die pet dan
gevonden vroeg hij mij, en ik vertelde hem over het kaartje en liet het hem ook zien. Dat is onmogelijk wat je me nu verteld,
want het water waar je volgens jou de pet uit het water hebt gehaald, bestaat al heel lang niet meer, de boer die daar
verdronken is hield het water goed bij en om de paar jaar verwijderde hij het vuil zodat het niet kon verlanden. Maar nu is dat
wel het geval, hier en daar staan nog wat rietpollen en oeverplanten. Daaraan kan je zien dat er ooit eens water is geweest,
maar nu is er niets meer van over. Nou dan ben je toch in de war hoor, ik kom er net vandaan en heb deze pet uit het water
gehaald en ik vertelde hem nogmaals hoe het water eruit zag.
Kom dan lopen we samen daar naartoe vroeg ik hem, en de rattenvanger volgde me op de voet.
Toen we bij de oude verrotte brug aankwamen zij de rattenvanger dat hier de boer had gewoond, hij had hem nooi
gekend maar zijn vader die helaas overleden was en boer was geweest kende hem wel goed.
Van hieruit ging de rattenvanger voorop en na een kleine honderdvijftig meter kwamen we bij de aarde wal die dwars in de
geul lag. Hier achter zou het bewijs liggen, maar tot mijn stomme verbazing was het water waar ik een half uur geleden de pet
boven water haalde verdwenen. Alleen wat rietpollen en oeverplanten waren het bewijs . De rattenvanger begon te lachen en
iets in zijn lach kwam me bekend voor, toen spuwde hij een bruine fluim in het gras .
Ik keek hem aan en ben gaan rennen ik heb mijn geheime visstek nooit meer bezocht.Sindsdien houd ik rattenvangers in de
gaten en schuurtjes om te schuilen vermijd ik. De pet hangt wel nog steeds bij mij thuis aan de muur, ik denk nog wel eens
terug aan die dag als het regent, en de waterhoenen een veilig heenkomen zoeken, de eenden hard moeten werken om
vooruit te komen en de reiger elders vertoefd.
Hans Teunisse